Schijnzelfstandigheid
Schijnzelfstandigheid betekent dat iemand zich voordat als zelfstandige, terwijl er sprake is van een dienstverband.
Denk aan een zelfstandige met één opdrachtgever.
Opdrachtgevers gaan hierbij hun verplichtingen uit de weg naar de Belastingdienst toe en de werkende.
De wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie) draagt eraan bij dat werkgever en werknemer gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor afspraken over en de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.
Voorkomen schijnzelfstandigheid
Het kabinet wil niet dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) ingehuurd worden, terwijl ze eigenlijk in dienst moeten zijn (schijnzelfstandigheid). Duidelijkere regels helpen om het contract te kiezen dat past bij het werk. En hier beter op te handhaven. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer moeten nog over de plannen beslissen.
Betere handhaving door duidelijkheid
Met de plannen wil het kabinet verduidelijken wanneer iemand wordt gezien als een werknemer in dienst, zodat duidelijk is of er een overeenkomst met een zzp’er is of een arbeidsovereenkomst met een werknemer. Daarnaast ervoor zorgen dat werkenden de rechten en bescherming krijgen die passen bij het werk. Met duidelijkere regels kunnen werkgevers en werkenden zich beter houden aan de regels. En kan de Belastingdienst hier beter op handhaven.
Voorstel kabinet
Om schijnzelfstandigheid te voorkomen wil het kabinet:
- De regels verder verduidelijken over wanneer een werkende onder gezag van de werkgever valt. En dus een werknemer in dienst is. Het kabinet werkt hiervoor de onderdelen van ‘gezag’ uit in een wetsvoorstel. Bijvoorbeeld:
- Houdt de werkgever toezicht? Geeft de werkgever aanwijzingen hoe het werk gedaan moet worden?
- Zijn het werk en de werkende onderdeel van de organisatie?
- Is het logisch dat iemand niet als werknemer (met een arbeidsovereenkomst) werkt? Bijvoorbeeld omdat diegene voor eigen rekening en risico werkt?
- Wettelijk vastleggen wanneer er bij een uurtarief onder de € 30 of € 35 een vermoeden bestaat van een arbeidsovereenkomst. Het precieze bedrag wordt nog bepaald.
- Het tijdelijk niet controleren en ingrijpen bij een overtreding (het zogenoemde handhavingsmoratorium) per 1 januari 2025 afschaffen.
Stand van zaken
Het wetsvoorstel is onderdeel van de plannen van het kabinet om de arbeidsmarkt te verbeteren. Het demissionaire kabinet heeft de ambitie om vanaf 2024 het zogeheten handhavingsmoratorium op te heffen.
Vanaf 1 januari 2026 moet de handhaving op het onderwerp weer vorm krijgen.